De Sint-Martinuskerk is een driebeukige neogotische kerk. Het onderste deel van de romaanse toren dateert uit de 12de eeuw. Het koor is laatgotisch en kwam erbij in de 16de eeuw evenals de noordelijke kruisbeuk met de O.L.Vrouwkapel. De Sint-Hubertuskapel of de zuidelijke kruisbeuk werd in 1720 gebouwd door de 2de prins de Rubempré, opperjachtmeester van het hertogdom Brabant.
In de 19de eeuw werd de kerk gerestaureerd in neogotische stijl onder leiding van architect Hendrik Beyaert. Het mooi bewaarde, gepolychromeerde interieur met bijpassend meubilair is van de hand van Paul Hankar die samenwerkte met de art-nouveausgraffitikunstenaar Adolphe Crespin (1859-1944). Het vormt een uniek voorbeeld van religieuze kunst uit het einde van de negentiende eeuw. De glasramen zijn uit het atelier van de Frans-Belgische kunstenaar Jean-Baptiste Capronnier met de wapenschilden van de Merode en Arenberg.
De voorbehouden plaatsen voor de prinsen de Merode in de kerk kunnen rechtstreeks van buiten uit bereikt worden en geven zicht op het hoofdaltaar. Het wapenschild de Merode hangt aan de schoorsteenmantel. Na Vaticaan II werd de Sint-Hubertuskapel (of leeuwenkuil genoemd) de voorbehouden plaats voor hen. Hier ligt ook de grafsteen van de 2de prins de Rubempré (+ 1743), ridder van het Gulden Vlies en bouwer van deze kapel.
De kerk is een beschermd monument sinds 1995.